We verzamelen voortdurend spullen en ermee omgaan is onderdeel van de herfstschoonmaak. Dingen zijn geen afval, het zijn uitgescheurde tijdschriftartikelen die apart zijn gelegd om later opnieuw te worden gelezen, cadeaus die nog niet helemaal hun weg naar hun laatste rustplaats hebben gevonden, en knusse nesten die zijn gemaakt om de winterkou te bestrijden – in één woord, het is rommel.
Rommel is mentaal uitputtend. In onze minder ontwikkelde prehistorie moesten we voortdurend onze omgeving onderzoeken, om er zeker van te zijn dat er niets in de buurt kwam dat ons smakelijk vond. Het is gemakkelijker om een minder rommelige omgeving te beoordelen; gevaar komt duidelijker naar voren. Dat overlevingsgedrag van lang geleden is waarschijnlijk in ieder geval een van de redenen dat we tegenwoordig de voorkeur geven aan minder complexe achtergronden. Elke keer dat we een ruimte bekijken, blijven onze ogen gericht op elk item daar, dus rommel is ook stressvol omdat het ons meer tijd kost om een ‘milieuonderzoek’ te voltooien.